Edelsteen Slijpvormen
HET SLIJPEN VAN EDELSTENEN
Natuurlijk zou het geweldig zijn als men edelstenen zo uit de grond meteen kon dragen, maar zo werkt het helaas meestal niet. Het nog onbewerkte materiaal wanneer het net uit de aarde komt, noemt men ‘ruwe kristallen’ of ‘ruwe edelstenen’ en dit is zeer toepasselijk, want dit materiaal kan er best ruw uitzien!
Door deze ruwe kristallen te slijpen, een ambacht dat al duizenden jaren bestaat, transformeert men ze in oogverblindende edelstenen. Het is de kunst om een edelsteen een bepaalde vorm te geven waarbij zijn glans, kleur en schittering ontsloten worden. Wanneer edelsteenslijpers een edelsteen gaan bewerken, dan kunnen ze hierbij kiezen uit twee algemene stijlen:
1. Gefacetteerde edelstenen: Edelstenen met geometrische gevormde, vlak gepolijste vlakken. Tegenwoordig zijn gefacetteerde edelstenen het populairst, maar dit was niet altijd zo. De oude Romeinen waren grote fans van cabochons, cameeën (stenen met in positief reliëf gesneden afbeeldingen) en gemmen (stenen met in negatief reliëf gesneden afbeeldingen). Wist je dat ze gefacetteerde edelstenen zelfs als vulgair beschouwden?
2. Ongefacetteerde edelstenen: Edelstenen die geen geometrische gevormde, vlak gepolijste vlakken hebben, zoals cabochons. Cabochon is afgeleid van het Normandisch-Franse ‘caboche’ (hoofd). Deze oude vormgevings- en polijsttechniek is tegenwoordig nog steeds populair door zijn antieke charme en karakter en wordt voornamelijk gebruikt bij rijkgekleurde edelstenen.
Ovaalslijpsel
De verschillende delen van een edelsteen. Door de sferische natuur van het meeste ruwe materiaal is de ovaal bij gekleurde edelstenen de meest voorkomende vorm, aangezien deze het beste evenwicht biedt tussen schoonheid en gewichtsbehoud.
Voor gekleurde edelstenen bestaat geen ideaal slijpsel, zoals het ‘briljantslijpsel’ voor diamanten (zie de afbeelding in dit stuk voor meer informatie hierover), doordat zij andere optische eigenschappen bezitten. Welke stijl, slijpsel en vorm edelsteenslijpers kiezen, hangt af van het soort, de vorm en de kwaliteit van de ruwe edelsteen. Het slijpsel van een edelsteen beïnvloedt rechtstreeks zijn algehele waarde, aangezien het slijpsel bepaalt hoe goed een edelsteen zijn kleur zal tonen.
Klassische edelsteenslijpsels
Voor de slijper is het vaak schipperen tussen schoonheid en commerciële overwegingen, zoals het behoud van karaatgewicht. Bij elke edelsteen zoekt de slijper naar het beste compromis tussen uiterlijk en omvang, omdat de uiteindelijke waarde van de afgewerkte edelsteen ook van zijn karaatgewicht afhankelijk is. Het vasthouden aan de kritische hoek (de maximale brekingshoek, zie bladzijde 291) lijdt vaak onherroepelijk tot een kleinere edelsteen. Accepteren we een kleine welving in het paviljoen, dan heeft de steen misschien niet de allerbeste schittering, maar dan weegt hij wel meer. Wat ook overwogen moet worden is de impact van vensters (plekken waar de kleuren, wanneer van bovenaf bekeken, te veel zijn verbleekt, doorgaans door een ondiep paviljoen) of uitdovingen (donkere plekken die zichtbaar zijn wanneer je de steen van boven bekijkt, alle edelstenen bezitten een zekere mate van uitdoving) op de schoonheid van een afgewerkte edelsteen. Soms kunnen deze keuzes ongelooflijk moeilijk zijn, waarbij je als professional in het edelstenenvak haast een waarzegger moet zijn. Soms doet omvang er wel toe en is groter inderdaad mooier, maar dit is niet altijd zo. Men zal soms schoonheid opofferen om ruw gewichtsverlies te minimaliseren en andersom.
Briljantslijpsel
Het ronde briljantslijpsel bezit de hoeken en proporties waarvan men ooit dacht dat die nodig waren bij een diamant voor het verkrijgen van de beste verstrooiing (vurige flitsen van kleur), scintillatie (fonkelen) en zijn karakteristieke schittering (reflecties van wit licht). Men gebruikt het briljantslijpsel weliswaar ook voor andere edelstenen, maar het is ooit specifiek voor diamanten ontwikkeld. Een rond briljantslijpsel telt standaard 57 facetten (of 58 wanneer je de kollet meetelt). Diverse mensen hebben gewerkt aan de ontwikkeling van het briljantslijpsel, waaronder Vincenzo Perruzzi (een Venetiaanse slijper uit de 18e eeuw), Henry Morse (hij opende in 1860 in Boston, Massachusetts, de eerste diamantwerkplaats van Amerika) en het Russische wiskundige genie, Marcel Tolkowsky (hij was lid van een grote en machtige diamantfamilie en hij berekende het slijpsel dat nodig was voor het ideale ronde briljantslijpsel in zijn in 1919 gepubliceerde boek ‘Diamond Design’).
De stappen bij het slijpen van een edelsteen zijn splijten (soms ook verwarrend ‘snijden’ genoemd), snijden (of voorvormen), facetteren en polijsten. De eerste stap behelst het in stukken splijten van het ruwe materiaal met behulp van een cirkelzaag met diamanten tips. Wanneer het ruwe materiaal gespleten is, dan vormt de slijper dit vervolgens voor (‘snijden’) met behulp van een verticale stalen slijpschijf. Vervolgens gebruikt de slijper een kleinere met de hand bediende slijpschijf, om de omvang van de steen en zijn facetten duidelijker aan te brengen. Tenslotte polijst de slijper de steen op een horizontale slijpschijf met diamantpoeder om zijn verborgen glans en schittering te onthullen.
Dat is allemaal leuk en aardig, maar hoe onderscheiden we nu een goed slijpsel van een slecht slijpsel? Geen enkel slijpsel is altijd mooier dan een ander. Dit komt allemaal aan op de magie van de natuur en het kunstenaarschap van de edelsteenslijper. Eén aspect dat soms met slijpsel verward kan worden is vorm. Soms betekenen beide hetzelfde (een ‘prinsesslijp’ is altijd vierkant), maar soms ook niet (een ‘trappenslijp’ kan vierkant, rechthoekig of achthoekig zijn).
Net als de meeste edelstenenauteurs gebruiken we beide termen door elkaar wanneer dit toepasselijk is, maar een slijpsel is dus niet alleen de vorm van een edelsteen. Dit betreft tevens de slijptechnieken (oriëntatie van de facetten, afwerking en proporties) die zijn gebruikt bij het bewerken van de ruwe edelsteen. De vorm van de edelsteen beïnvloedt hoe deze er als geheel uitziet, maar wanneer de steen naar behoren is gefacetteerd, dan is de vorm niet noodzakelijkerwijs van invloed op zijn waarde. Nou zeg ik dit wel, maar sommige vormen leiden wel degelijk tot een iets hogere of lagere prijs. Dat is afh ankelijk van de soort edelsteen en van de hoeveelheid ruw materiaal die is verloren of behouden om te komen tot de vorm. In deze paragraaf heb ik een overzicht van enkele van de traditionele vormen en slijpsels opgenomen. Door de sferische natuur van het meeste ruwe materiaal is de ovaal bij gekleurde edelstenen de meest voorkomende vorm, aangezien deze het beste evenwicht biedt tussen schoonheid en gewichtsbehoud. Nadat je hebt vastgesteld welke vorm de voorkeur heeft , kun je gewoon het volgende lijstje afl open:
- Gelijkmatige, uniforme kleur, tenzij dit natuurlijk een kenmerk is van de edelsteen, zoals bij tweekleurige variëteiten. Vergeet niet dat edelstenen ontworpen zijn om van bovenaf bekeken te worden.
- Evenwicht, symmetrie en proporties. Bij sommige ‘fantasieslijpsels’ is de edelsteen bewust asymmetrisch geslepen, maar dit is allesbehalve de norm. Edelstenen met een fantasieslijp zijn ofwel variaties op bestaande slijpsels die de illusie scheppen van een grotere en perfectere edelsteen en met de vorm van het ruwe materiaal spelen, of het zijn revolutionaire nieuwe vormen die door ontwikkelingen in de slijptechnologie mogelijk zijn gemaakt.
- Acceptabele hoogte van de kroon en diepte van het paviljoen. De kroon is doorgaans de helft tot een derde van de paviljoendiepte.
- Acceptabele schittering, waarbij we niet vergeten dat de schittering verschillend is, afhankelijk van de edelsteenvariëteit. Sommige boeken suggereren dat we altijd moeten zoeken naar een ‘levendige edelsteen’, maar dit kan misleidend zijn voor de variëteiten die niet bekend staan om hun schittering.
- Acceptabele zuiverheid (hoeveelheid en plaatsing van insluitingen), waarbij we wederom niet vergeten dat wat acceptabel is kan verschillen, afhankelijk van de edelsteenvariëteit.
- Een goede staat van het gepolijste oppervlak, zonder voor het oog zichtbare krassen of vlekken.
- Acceptabele welving van het paviljoen en dikte van de rondist.
- Acceptabele scherpte van de overgangen tussen de facetten.
Het merendeel van het gewicht van de edelsteen is zichtbaar bij bezichtiging van bovenaf.
Ontwikkelingen in slijp technieken
Het overzicht hieronder toont edelsteenslijpsels uit de oudheid tot aan vandaag de dag. Het edelsteenslijpen is een ware kunstvorm die zich heeft ontwikkeld over een spanne van duizenden jaren. In de oudheid waren in eerste instantie alleen cabochons beschikbaar. Maar met het verstrijken van de tijd gingen edelsteenslijpers steeds complexere slijpsels toepassen, waarbij zij zich lieten leiden door de natuurlijke facetten van de kristalstructuur van de edelsteen. De eerste van deze vormen was het verwijderen van de bovenkant van een kristal. In de laatste honderd jaar heeft technologische vooruitgang de ontwikkeling van enkele adembenemende innovaties mogelijk gemaakt. Nieuwe slijpsels, zoals de Wobito Snowfl akeTM, zouden nog geen 200 jaar geleden moeilijk, of zelfs geheel onmogelijk, zijn geweest. De algemene opvatting is dat het facetteren van ruw materiaal van lage kwaliteit economisch niet rendabel is. Toen ik nog nieuw was in het edelstenenwereldje, dacht ik dat men alleen ruw materiaal van mindere kwaliteit in cabochon sleep, maar dit is niet het geval. Persoonlijke voorkeuren verschillen en tegenwoordig slijpt men edelstenen van goede kwaliteit in beide stijlen. Baseer daarom aannames omtrent kwaliteit niet alleen op de vraag of een steen wel of niet is gefacetteerd.